Pesten kan desastreuze gevolgen hebben. In het ergste geval kan het leiden tot depressief en suïcidaal gedrag (Bond et al., 2001; Kochenderfer & Ladd, 1996). Helaas is het pestproces een gecompliceerd proces waar moeilijk grip op is te krijgen. Het is niet transparant. Pesten gebeurt vaak buiten het gezichtsveld van volwassenen op een geniepige manier (Bjorkqvist et al., 1992). Pesten komt op veel, misschien wel op alle scholen voor. Het is daarom van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar de fenomenologie van het pestproces. Bijzonder aan dit onderzoek is dat het de eerste keer is dat met behulp van open vragen aan de kinderen zelf is gevraagd waarom kinderen pesten en worden gepest.
Aan dit onderzoek hebben 468 kinderen deelgenomen uit de groepen vijf tot en met acht. De kinderen hebben onder individuele begeleiding een elektronische vragenlijst ingevuld.
Er is op verschillende manieren gekeken waarom kinderen pesten en gepest worden. Als eerste is er antwoord gegeven op de open vragen ‘waarom pest een kind?’ en ‘waarom wordt een kind gepest?’. De antwoorden zijn onderverdeeld in een categorisatiesysteem dat bestaat uit de volgende categorieën: stoer, ruzie, niet aardig, anders dan anderen, probleem van de pester zelf, plezier en overig.
Vervolgens zijn de kinderen genomineerd op eigenschappen waarvan verwacht wordt dat zij invloed hebben op het pestproces. Deze eigenschappen zijn: aardig zijn, baas spelen, leider zijn, populair zijn, pesten en gepest worden. Bij deze sociometrische nominaties speelt met name populariteit (sociometrisch versus consensueel) een belangrijke rol. Er is sprake van sociometrische populariteit bij aardig zijn en van consensuele populariteit bij populair zijn.
Als laatste zijn de kinderen onderverdeeld in vier peststatussen: te weten pesters, slachtoffers, pestende slachtoffers en de neutrale groep. Deze resultaten zijn verkregen door zelfrapportage.
De verschillende meetinstrumenten zijn vervolgens onderling met elkaar vergeleken.
Kinderen zijn van mening dat er voornamelijk gepest wordt omdat de pester stoer/ populair wil zijn. Slachtoffers worden met name gepest omdat zij anders zijn dan anderen. Pesters worden genomineerd als de minst aardige, meest bazige en de meest leidinggevende kinderen. Slachtoffers worden genomineerd als minst aardig, minst leidinggevend en minst populair. Wanneer de kinderen worden verdeeld in peststatussen behoort 16% van de kinderen tot de pesters, 18% tot de slachtoffers, 43% tot de pestende slachtoffers en 23% behoort tot de neutrale groep.
Wanneer het categorisatiesysteem wordt vergeleken met de resultaten van de sociometrische nominaties wordt bij beide systemen door de kinderen gezegd dat de slachtoffers niet aardig en niet populair zijn. Uit resultaten van het categorisatiesysteem blijkt dat pesters stoer en populair willen zijn. Bij de sociometrische nominaties wordt geen bewijs geleverd dat de pesters de populaire kinderen zijn.
Pesters zeggen te pesten omdat zij zelf een probleem hebben. Slachtoffers en de neutrale groep zeggen dat er gepest wordt omdat de pesters stoer/ populair willen zijn. De pestende slachtoffers zeggen te pesten omdat ze ruzie hebben en daarom terugpesten. Onafhankelijk van de peststatus zeggen de kinderen dat slachtoffers anders zijn en daarom worden gepest.
De groep pestende kinderen kan onderverdeeld worden in pure pesters en pestende slachtoffers. De pure pesters blijken te pesten omdat zij stoer/ populair willen zijn. De pestende slachtoffers pesten vooral als reactie op hun vijandige omgeving. Uit de resultaten van de sociometrische nominaties versus de peststatussen komt dat de pure pesters wel aardig en populair gevonden worden maar de pestende slachtoffers zijn niet aardig en niet populair.
De conclusie van dit onderzoek is dat de vorm van populariteit en de peststatus een belangrijke rol spelen in het pestproces. Wanneer er gekeken wordt naar de vragen ‘waarom pesten kinderen?’ en ‘waarom worden kinderen gepest?’ blijkt dat kinderen vooral pesten om populair te zijn en als reactie op ruzie. Slachtoffers zijn kinderen met specifieke kenmerken. Anders gezegd zijn slachtoffers het minst aardig, het minst bazig, het minst leidinggevend en het minst populair. Deze inzichten zijn van belang om het pestprobleem op scholen aan te pakken en op te lossen.