1.Digitaal pesten
Digitaal pesten: we zien het op steeds meer manieren voorkomen. Pesten via e-mail, het zonder toestemming plaatsen van intieme of gemanipuleerde foto’s op Internet, bedreigingen per sms. Een paar voorbeelden van pestgedrag dat helaas steeds meer plaatsvindt.
Kenmerkend voor deze nieuwe vorm van pesten is dat het vrijwel onzichtbaar blijft voor volwassenen. Digitaal pesten onttrekt zich nog meer dan het traditionele pesten aan de waarneming van school en ouders. Digitaal pesten kan anoniem gebeuren en is venijnig vanwege de anonimiteit, het ontbreken van getuigen en de soms verregaande consequenties. Het slachtoffer voelt zich machteloos en angstig. De school wordt ook vaak geconfronteerd met de consequenties van dit digitaal pesten. De leerlingen vechten het de volgende dag met woorden of zelfs met fysiek geweld op school uit, of durven juist niet meer naar school te gaan.
Een grote groep leerlingen van het basis en secundair (voortgezet onderwijs) is slachtoffer van digitaal pesten (19-40 % naargelang de verschillende onderzoeken). De meeste leerlingen (80%) vertellen het niet aan hun leerkrachten als ze digitaal worden gepest. Hierdoor wordt het probleem onderschat of niet opgemerkt door de omgeving.
Tieners moeten altijd een moeilijke weg bewandelen naar volwassenheid en elke generatie blijkt er in te slagen om nieuwe hindernissen te creëren. Voor de huidige generatie tieners is het niet anders. Ze hebben de nieuwe technologieën met open armen welkom geheten : in tegenstelling tot vroeger waar studenten in muffe bibliotheken uren zaten te snuffelen in bestofte boeken, surfen ze nu vlot op de snelweg van het internet. Waar je tien jaar geleden nog een telefooncel moest zoeken en geduldig je beurt afwachten om te kunnen telefoneren, durven ook jongeren nu niet meer van huis weg gaan zonder mobiele telefoon. GSM is een standaard attribuut geworden van kinderen tot tieners. Briefjes worden niet meer van hand tot hand gegeven, maar via SMS-berichtjes verstuurd.
Internet is zowel bij jongeren als bij volwassenen een van de normaalste zaken van de wereld geworden.
2. Schoolpleinpester heel actief op internet !!!
De cyberpester (10-14 jaar) verschilt niet veel van de schoolpleinpester. Al wagen zich relatief veel meiden en meelopers op het internet. Jonge pesters nemen hun slachtoffers steeds vaker op internet te grazen, uit het zicht van volwassenen. Docenten buigen zich daarom vandaag over het cyberpesten, op het onderwijscongres ’Begrijpen we ze nog wel?’ in Nieuwegein. Internet biedt eindeloos veel pestinstrumenten, variërend van nare websites (http://www.ikhaatchantal.nl) tot pestmail.
Maar wie zijn de afzenders, wat is het profiel van de cyberpester? Daar is nog weinig onderzoek naar gedaan, zegt Bamber Delver van de Kinderconsument en auteur van het boek ’Vet veilig Internet’. Maar hij heeft wel een vermoeden: „Als je fysiek pest, loop je de kans dat een ouder je hoort. Cyberpesten geeft je grotere vrijheid. De meelopertjes pakken vaak internet.”Pesters op sociale media en chatsites zijn vooral meisjes, zegt Myriam Limper van Pestweb: „De meiden van nu chatten zoals wij vroeger met elkaar belden.” Roddelen is van alle tijden, alleen doen meisjes dat nu in de ’anti-Mariekegroep’ op MSN. Jongens sturen vaker pestmail, zogenaamd namens hun slachtoffer. „Bijvoorbeeld: ’Ik heb jullie altijd al willen vertellen dat ik homo ben’. E-mailbommen of virussen sturen zijn ook mannendingen.” Cyberpesten verschilt verder niet zo veel van het ouderwetse ’offline’ pesten, denkt Justine Pardoen, hoofdredacteur van Ouders Online.
Dezelfde kwetsbare kinderen zijn slachtoffer, dezelfde (vaak verwaarloosde, vaak vroeger zelf gepeste) kinderen zijn dader. Pardoen maakt wel een onderscheid tussen relatief onschuldige pesterijen en het échte pesten. Heel veel kinderen gaan digitaal over de schreef, zij snappen niet dat ’ik sla je dood’ op het scherm heel hard aan kan komen. Pardoen: „Er zijn eigenlijk nog heel weinig omgangsvormen online.” Maar de echte cyberpestkoppen zijn óók de schoolpleinpesters.
Cyberpesters zijn vaak heel creatief, de digitale pestvariaties zijn talloos en de pakkans is relatief klein. Myriam Limper van Pestweb geeft een paar voorbeelden: Op ikhaat-sites houden klasgenoten een logboek over iemand bij: ’Chantal had weer een walgelijke broek aan vandaag.’ Via internet worden erotische producten besteld en bij het slachtoffer afgeleverd.
3. Impact van nieuwe communicatietechnologieën op jongeren
Tieners brengen evenveel tijd door voor de tv als op het internet. Bij volwassen blijft de televisie de nummer één qua vrije tijdsbesteding. Tieners spenderen dan weer zo'n acht uur en half door achter de computer, waarvan zes op het net, evenveel tijd als ze voor de televisie zitten.
Internet is een enorm ingeburgerd fenomeen. Jongeren surfen op school maar meer nog thuis. Wanneer ze van school komen gaat de computer aan en brengen ze uren door achter het scherm.
De onderzoekers merken op dat de snelheid van deze sociale verandering enorm hoog is. Het is onduidelijk wat de gevolgen hiervan zullen zijn, maar er is geen aanwijzing dat die alleen maar negatief zijn. Integendeel. Dat we ons zorgen maken is goed, maar de 'fear factor' moet niet overdreven worden. Het gaat hierbij overigens niet alleen om de gevolgen voor tieners zelf, maar ook om de manier waarop het intensieve internetgebruik (en andere media trouwens) het gezinsleven verandert. Het feit dat jongeren nu uren achter de computer zitten, betekent immers niet dat ze geen sociale contacten onderhouden, integendeel uit ander onderzoek blijkt dat ze daardoor wellicht nog meer socialiseren dan vroeger, maar dan via andere manieren, namelijk hoofdzakelijk digitaal via chat, messenger, email, blog, enz. Jongeren maken eigen websites aan, schrijven hun ervaringen neer in online dagboeken (blog) en ontmoeten elkaar in virtuele community websites. Het heeft daarom uiteraard geen zin dit kinderen te verbieden omdat bijvoorbeeld internet verhinderen kinderen zou afsluiten van een rijke waaier aan interessante kennis- en ontmoetingsmogelijkheden.
4. Schaduwzijde van de moderne communicatiemiddelen
Maar zoals altijd heeft al het goede dat internet, email en mobiele telefonie ons gebracht heeft ook een schaduwzijde. Diezelfde technologie die ons zoveel weldaden heeft gebracht, kan ook door kinderen gebruikt worden om hun leeftijdsgenoten te bespotten, te pesten en te slachtofferen. Pestkoppen hebben een nieuwe weg van aanval gevonden via het stalken en ridiculariseren op het internet. Jongeren publiceren volop persoonlijke gegevens op webpagina’s en Facebook maar vergeten dat al die informatie ook misbruikt kan worden, zowel door volwassenen met oneerbare bedoelingen als door jongeren zelf om elkaar te cyberpesten op de meest publieke manier die maar mogelijk is, namelijk het world wide web. En hoewel de meeste tieners de nieuwe technologieën op een positieve manier gebruiken voor studie of sociale contacten, stijgt het aantal jongeren enorm dat emotioneel gekwetst wordt door leeftijdsgenoten. Het gaat dan vaak al om zeer jonge kinderen die via cyberpesten gekwetst worden.
Sommige jongeren worden ook gestalkt door volwassenen die zich voordeden als leeftijdsgenoten. Wanneer ze eenmaal vertrouwen van de jongeren gewekt hebben en van hen zeer persoonlijke tot intieme gegevens hebben verkregen, misbruiken ze die gegevens om jongeren nog meer onder druk te zetten en tot nog meer ongewenste gedragingen aan te zetten.
Leerkrachten en ouders worden meer en meer opgeschrikt door verontrustende signalen over kinderen die elkaar via digitale weg sociaal geweld aandoen door het versturen van pestboodschappen via mail of sms, door het publiceren van vervormde foto’s op het internet, door oproepen om bepaalde kinderen te negeren of geweld op hen toe te passen, enz. Het grootste probleem is dat de meeste ouders en leerkrachten zich niet bewust zijn van de manieren waarop kinderen elkaar momenteel pesten. Meestal zijn ouders veel minder vertrouwd met de nieuwe technologieën dan hun kinderen zelf. Hoe goed ze ook hun best doen om hun kinderen te beschermen tegen negatieve invloeden, vaak moeten ze toch het onderspit delven wat cyberkennis betreft. Zelfs programma’s om bepaalde websites te blokkeren of filterende software halen weinig uit omdat kinderen snel door hebben hoe het werkt en aan elkaar leren hoe je zulke dingen kunt omzeilen.
Heel wat onderzoekers geven aan dat de voorbeelden die in de media komen en/of educatieve literatuur halen, maar een topje van de ijsberg zijn. Als een kind thuiskomt met een blauw oog, een gescheurde broek of een buil, dan zie je als ouders meteen dat er iets aan de hand is. Bij cyberpesten is dit veel minder zichtbaar. Kinderen kunnen vaak goed verborgen houden dat ze online gepest worden. Het is voor ouders en leerkrachten veel moeilijker om signalen van het digitaal gepest worden op te vangen. Maar dat neemt niet weg dat de impact van het psychisch pestgedrag even groot of nog groter kan zijn. Uit de VS komen talrijke voorbeelden van jongeren die zelfmoord pleegden en waar achteraf bleek uit een analyse van hun computer dat er een vorm van digitaal pesten mee gepaard ging. Pesten via internet is al sinds enige tijd de normaalste zaak van de wereld voor scholieren.
5. De digitale pester achtervolgt je overal
Het toont aan hoe de informatietechnologie heeft bijgedragen tot een verruiming van het sociale leven van jongeren. Waar pesten zich vroeger beperkte tot het schoolterrein, achtervolgt de pester zijn slachtoffer tot in de slaapkamer aan de computer. Internethulpmiddelen zoals e-mail en weblog maken het pestgedrag minder zichtbaar voor volwassenen, maar voor kinderen meer publiek vernederend omdat iedereen het kan lezen. Het is erger dan mondelinge roddel omdat dit van persoon tot persoon wordt verspreid en beperkt blijft tot de enkelen die het horen. Roddel die via websites of in chatrooms wordt verspreid bereikt een veel groter publiek en blijft ook actief totdat het terug verwijderd wordt. Vaak is het verweer ook moeilijker, zeker als men niet weet wie de kwetsende dingen op het net verspreid heeft en hoe snel het met enkele klikjes bereikbaar is. Het beperkte onderzoek dat gebeurd is, toont aan dat het pestgedrag via internet veel brutaler is dan wanneer men de persoon effectief ziet.
De digitale afstand tussen pester en slachtoffer, de kansen tot anonimiteit die het medium biedt, gekoppeld aan het typische impulsieve gedrag dat kenmerkend is voor pubers, zorgt er voor dat het pesten extreme vormen kan aannemen waarbij de pester vaak niet beseft wat de gevolgen wel kunnen zijn.
Op alle mogelijke manieren proberen we kinderen op het internet te beschermen tegen volwassenen met oneerbare bedoelingen maar we vergeten vaak dat we kinderen ook soms moeten beschermen tegen andere kinderen. Voor veel kinderen is online pesten een deel van het alledaagse leven geworden. Scholen moeien zich vaak niet met de problematiek omdat ze oordelen dat dit tot het privé leven behoort. Ouders denken dat hun kinderen oud en verstandig genoeg zijn om te weten wat ze op computers doen en heel vaak hebben ze er zelf te weinig kennis van om gepast te kunnen ingrijpen. Kinderen worden niet graag bespied op de dingen die ze in hun vrije tijd doen maar daardoor zien de ouders dikwijls niet de processen die zich allemaal online afspelen.
De nieuwe wapens in het tienerarsenaal van sociale wreedheden zijn digitaal georiënteerd , meldden Amerikaanse psychologen die het pestgedrag van jongeren onderzoeken.. Zo stelen van elkaar nicknames (dit is een pseudoniem dat men gebruikt in chatruimtes of e-mail of niet de echte naam bekend te moeten maken) om op die manier onder diens naam haatboodschappen naar anderen te sturen. Of ook heel gebruikelijk is het doorsturen van informatie die eigenlijk alleen voor betrokkene bestemd was of men post vernederende informatie in weblogs op het net. 'Iedereen haat je' kreeg een 14 jarig meisje te lezen op een forum dat door de leerkracht wiskunde was aangemaakt om leerlingen in de klas de kans te geven om vragen over het vak uit te wisselen. De boodschap was onder een schuilnaam gepost, maar iedereen, inclusief de leraar wiskunde kon het lezen. Toen die daar in de klas zelf over begon, was er niemand die toegaf dat hij of zij het gepost had. Maar ’s anderendaags kreeg het meisje een hoop haatmails, opnieuw anoniem met de boodschap dat ze was gaan klikken bij de leraar en dat ze nog meer digitaal geplaagd zou worden. In de dagen die daarop volgden, verschenen her en der in chatforums ,waar de klasgenoten vaak vertoefden, haatboodschappen aan haar gericht. Het meisje had heel veel last van acné en de laster werd steeds meer grof : ze werd aangesproken als pukkelkop en werd online verweten dat ze vies was. Na heel wat tijd kon men de daders achterhalen : het bleken een aantal meisjesklasgenoten die jaloers waren op de goede wiskunderesultaten van hun medeleerlinge. Toen het uitkwam wat ze gedaan hadden, vergoelijkten ze hun gedrag met te stellen dat het alleen maar als grap bedoeld was. De meisjes hadden zelf de impact van hun gedrag op het slachtoffer niet ingeschat. Ze dachten dat het allemaal niet zo erg was als je dit soort beledigingen via mail toegeworpen kreeg. Het meisje zelf was door de hele situatie in een diepe depressie geraakt.
6. Meisjes gaan digitaal pesten ?
Rosalind Wiseman, schreef het boek ‘Queen Bees and Wannabes’. Het boek vormde de basis voor de film ‘Mean girls’ die ook in Europa in de bioscoopzalen uitkwam.Deze auteur meldde dat online pesten een specifieke voorkeur wegdraagt van meisjes. Meisjes zijn meer gespecialiseerd in emotionele dan fysieke terreur en vermijden liefst in hun pestgedrag directe confrontaties. Dat wil niet zeggen dat jongens dit medium vermijden, maar jongens zoeken meestal meer gesofisticeerde methoden zoals het hacken van websites, ontfutselen van paswoorden, het doorsturen van getrukeerde (naakt)foto’s of het doorsturen van emailpost naar anderen met persoonlijke informatie ,die niet voor vreemden bestemd was.
In de Horace Mann School in de Riverdale sectie van de Bronx, zond een 16 jarige meisje een digitale video waarop ze zichzelf masturbeerde naar een klasgenoot waarop ze verliefd was. Maar blijkbaar was de jongen niet zo nobel met zijn intenties want korte tijd later circuleerde het filmpje in een file-sharing netwerk op de school dat jongeren gebruikten om muziekbestanden te delen. Honderden leerlingen van de school zagen het filmpje waarin het gezicht van het meisje duidelijk herkenbaar was. Enige tijd later dook het filmpje op in grotere file-sharing netwerken zoals Kazaa en verspreidde het filmpje zich wereldwijd zodat miljoenen de masturbatiescene konden aanschouwen. Het meisje was lange tijd met een zware inzinking afwezig op school en moest van school veranderen omdat ze zich zo fel schaamde voor wat er gebeurd was. Momenteel doen zo tientallen filmpjes op internet de ronde. Jammer voor de meisjes die ooit zo naïef geweest zijn.
Niet alleen jongens verspreiden onkiese dingen van meisjes. Een verhaal uit de Nightingale-Bamford School in Manhattan is bekend waar een verliefde jongen een liefdeslied naar een meisje stuurde die het prompt naar haar hele klas doorstuurde. De jongen werd de dagen nadien verschrikkelijk belachelijk gemaakt.
Een ander slachtoffer van online pesterijen vertelde: “Iemand heeft mij een keer gehackt. Mijn nickname werd : Ik neuk iedereen. Ik kon mijn bijnaam niet meer veranderen. Ik heb mijn MSN Messenger opnieuw moeten installeren, met een ander adres. Dat vond ik niet grappig.
Psychologen die in de VS de thematiek onderzochten geven aan dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen gewoon pesten en cyberpesten. De anonimiteit en de kracht van het medium maakt de impact veel zwaarder. Er is een groot verschil tussen een jongen die een vieze foto’s van een meisje aan zijn vrienden op school toont en waar ze even mee lachen, dan wanneer dezelfde foto op het internet staat waar iedereen hem blijvend kan aanschouwen. In het eerste geval zal de jongen nog enigszins geremd zijn omdat men hem herkent en iedereen weet dat hij de foto getoond heeft. In het geval van internet blijft de bron vaak onbekend en is men veel meer grof in het pestgedrag.
Men stelt ook uit onderzoek vast dat nogal wat jongeren die offline, d.w.z. in het reële leven gepest worden, hun toevlucht nemen tot online pesten en dan liefst anoniem. Ze gebruiken het cyberpesten dan als een middel om wraak te nemen.
Omwille van het makkelijke karakter om gegevens door te sturen, beseffen vaak jongeren niet welke impact hun gedrag kan hebben. Een meisje van de Fieldston High School in the Bronx stuurde een vrij racistische boodschap omtrent een klasgenoot naar een vriend, die het verder stuurde naar anderen. Het bericht verspreidde zich snel en kwam ter ore aan de directie van de school. Na overleg tussen de ouders en de school is het meisje van school moeten veranderen. Achteraf kwam er overigens veel kritiek op deze reactie omdat men liever had gehad dat het meisje had mogen blijven en men lessen over racisme en cyberpesten in de school had georganiseerd. Het voorbeeld geeft wel aan hoe gevaarlijk het intikken van woorden op internet wel kan zijn. Mocht het meisje dezelfde bewoordingen over de telefoon hebben gezegd, zou de jongen die het hoorde, het nooit op dezelfde manier hebben kunnen doorgeven aan diegene die beschimpt werd, maar nu was er een niet te ontkennen bewijs dat de uitspraken wel degelijk waren gedaan.(www.ad.nl)
7. Er is niet veel nodig om cyberpester te worden !
Globaal onderzoek geeft aan dat het cyberpesten vooral plaatsvindt tussen 8 en 15 jaar oud. Als jongeren ouder worden, is het cyberpesten minder populair en kunnen ze vaak ook als slachtoffer beter met de pestboodschappen omgaan. In de VS zijn er toch nog voorbeelden bekend van jongeren die op hun 16de zelfmoord pleegden na herhaaldelijk gepest geweest te zijn. Meestal is het relatie- of romantisch georiënteerd cyberpesten dat plaatsvindt na die leeftijd. Dit gedrag hoort eerder thuis in de categorie cyberstalken, een term die men gebruikt om online lastig vallen door volwassenen te typeren.
Parry Aftab, stichter van www.wiredsafe.com, ontdekte in zijn contacten met jongeren dat er niet veel nodig is om een cyberpester te worden. Boosheid omwille van één vervelende e-mail kan al voldoende zijn om een online pestkop geboren te laten worden en een cyberoorlog te ontketenen. Soms is de meest effectieve manier om het stoppen, het gewoon negeren, merkte Aftab op De meeste pesters wachten op een reactie of hopen aan het slachtoffer te zien dat die onder het pestgedrag lijdt. Ze willen hun slachtoffer zien wenen, zweten, angst hebben, ...Kinderen tussen 9 en 14 jaar kunnen dit echter zeer moeilijk, vooral omdat ze meestal niet door één persoon, maar door een groep gepest worden, waarbij er één persoon is die meestal de aanstoker is. Het cyberpesten escaleert dan meestal heel snel. Elke pestboodschap wordt erger dan de vorige en in heel wat situaties moeten volwassen begeleiders ter hulp schieten.
Typisch voor echte pesters is dat ze vaak anderen inschakelen om het vuile werk te doen. ‘Cyberpesten by proxy’ of ‘derdepartij cyberpesten’ noemt men dit. Pestkoppen doen dit omdat ze door hun herhaaldelijk pestgedrag of oncorrect internetgedrag vanwege internetproviders of forummoderators opmerkingen gekregen hebben of geschorst werden in chatforums. Door het cyberpestgedrag over velen te verspreiden vallen de pestboodschappen gericht aan één persoon niet zo op. Wanneer het slachtoffer dan boos begint te reageren en begint terug te pesten, valt dit soms meteen op bij providers of forumbeheerders en wordt juist het slachtoffer uitgesloten. Zaak is daarom dat het slachtoffer niet te impulsief begint te reageren wanneer men slachtoffer is van cyberpesten.
Wanneer scholen acties ondernemen om het cyberpesten tegen te gaan, merken ze dat ze vaak geen legale grond hebben om daar tegenin te gaan. Wanneer het cyberpesten specifiek vanaf schoolcomputers gebeurt, kunnen ze uiteraard het schoolreglement aangrijpen, om maatregelen te nemen. Maar meestal gebeurt het pestgedrag van thuisuit en dan is het veel moeilijker om handelingen te stellen zoals het straffen van een pestkop. Dikwijls zijn scholen ook machteloos omdat ze ook niet weten wie de pesters zijn. Cyberpesten heeft het verschrikkelijke voordeel dat het allemaal veel meer anoniem kan gebeuren en dat er ongestraft online gepest, gedreigd en getergd kan worden zonder dat iemand weet van waar of wie het komt. Vooral de afzenders van pestmails zijn soms zeer moeilijk te achterhalen omdat je in hotmail probleemloos volledige anonieme mailadressen kunt aanmaken.
Cyberpesten is een vorm van pesten waarbij pesters herhaaldelijk gebruik maken van elektronische media zoals internet of mobiele telefonie om iemand kwetsend materiaal toe te zenden of door kwetsende dingen over iemand te verspreiden met de bedoeling op die manier macht over de persoon uit te oefenen. Cyberpesten vindt plaats wanneer een kind of jongere een andere kind of jongere kwelt, bedreigt, lastig valt, vernedert of in verlegenheid brengt door gebruik te maken van digitale technieken. Men spreekt over cyberpesten wanneer er aan beide kanten sprake is van jongeren. Zo gauw als er volwassenen betrokken worden, spreekt men eerder over stalken of lastig vallen. In het Engelse taalgebied spreekt men over cyberbullying en onderscheidt men het van cyberharassment of cyberstalking. Wanneer volwassenen trachten om kinderen of pubers te misleiden in chatruimtes of trachten ze via internet te manipuleren of te dwingen tot seksuele exploitatie is dit een ernstige vorm van misbruik, maar noemt men het in principe geen cyberpesten. Dat neemt niet weg dat soms seksuele misbruikers betrokken geraken in cyberpesten : dat gebeurt wanneer bijvoorbeeld een minderjarige naaktfoto’s van een andere minderjarige post of zoals nogal eens gebeurt dat een minderjarige zonder medeweten van de ander al diens persoonlijke gegevens op het internet publiceert met de vermelding dat hij of zij een seksavontuur wil.
8. Onevenwichtige machtsbalans
Kenmerkend aan pesten in het algemeen is het negatieve en kwetsende karakter van de aanvallen, de intentie om emotionele of fysieke schade toe te brengen aan het slachtoffer, de onevenwichtige machtsbalans tussen aanvaller en slachtoffer en het herhalende karakter over de tijd. Cyberpesten voegt hier aan toe dat het plaatsvindt via e-mail, mobiele telefoon met sms-berichten, instant messaging programma’s zoals Msn, chatrooms, websites of blogs. Het gebeurt vaan anoniem en de elektronische weg maakt het mogelijk dat men zeer snel en zeer massaal kan pesten. Men spreekt niet van cyberpesten wanneer personen elkaar onschuldig plagen via het internet of tekstberichten of als het gaat om een eenmalige haate-mailtje.
Men spreekt wel van cyberpesten als het gaat om herhaaldelijke haatemails of tekstberichten, het gebruik van beledigende of seksueel suggestieve taal, als men bewust valse informatie over iemand verspreidt met de bedoeling de persoon te kwetsen, als men iemand via al dan niet getrukeerde foto’s tracht belachelijk te maken, bijvoorbeeld door iemand uit te verkiezen als de lelijkste, de dikste, de domste, enz., als men iemand via mail of sms intimideert , chanteert of bedreigt (bijvoorbeeld door te dreigen met iemand onder handen te nemen), als men binnendringt in iemands mailbox of website om daar beledigingen te uiten, door vervolgens misbruik te maken van de identiteit van het slachtoffer om naar anderen beledigende informatie te sturen, of als men systematisch iemand uitsluit of anderen aanzet om iemand binnen de digitale communicatiewereld te negeren. Kenmerkend is de jeugdige leeftijd. Wanneer tieners of volwassenen iemand via mail of tekstberichten bedreigen of laster over de persoon verspreidt, waardoor de persoon ernstige schade ondervindt op lichamelijk, sociaal of emotioneel vlak, spreken we eerder over criminele cyberactiviteiten Bij dit laatste denken we o.a. ook aan cyberstalken, waarbij een volwassene of bijna volwassene iemand onophoudelijk bestookt met lasterberichten of intieme of persoonlijke informatie (vb naaktfoto’s, meestal getrukeerd) via het net verspreid met de bedoeling de persoon te schaden.
Jongeren zijn zich vaak niet bewust van de impact van hun digitale beledigingen en pestactiviteiten en zijn zich dikwijls nog minder bewust van de mogelijk criminele aard van hun gedrag door bijvoorbeeld (al dan niet getrukeerde) naaktfoto’s te verspreiden van minderjarigen, iemands veiligheid in gevaar te brengen door zijn persoonlijke gegevens of gewoontes op het internet te publiceren of door de identiteit van anderen aan te nemen en zo valse info te verspreiden. Helaas bestaat er in Vlaanderen en Nederland geen afdoende wetgeving om dit soort crimineel gedrag te bestraffen. Er is wel een wetgeving op stalking voor meerderjarigen, maar specifiek rond cyberpesten als de daders minderjarigen zijn, tasten politie en rechtbanken nog vaak in het duister.
De meeste ouders zijn niet vertrouwd met de virtuele bedreigingen die hun jonge kinderen online bedreigen. Sommigen doen inspanningen om lijsten met pornografische sites tegen te houden of plaatsen een virusscanner. Maar diezelfde ouders zijn vaak geschokt als ze vernemen dat hun eigen tienerdochter zonder problemen suggestieve foto's van zichzelf online kan posten, door op internet via blog een dagboek bij te houden waarin ze al haar geheimen en gevoelens blootgeeft of een profiel aan te maken met gegevens omtrent haar seksuele voorkeur en of zij houdt van drinken, roken, welke politiek partij,enz.
9. Internet biedt anonimiteit
Ouders zijn vaak ook niet bewust dat elkaar intimideren weliswaar nog een regelmatige praktijk van de schoolomgeving is, maar de meesten weten niet dat die pestomgeving zich heeft verplaatst van de schoolomgeving naar een virtuele schoolomgeving. Vaak beseffen ze ook niet dat de gevolgen van cyberpesten kinderen nog meer psychologisch kunnen verwoesten dan dat ze elkaar van aangezicht tot aangezicht intimideren. En het stoten „op vrienden“ in een chatruimte kan betekenen dat de 15- jarige onbewust haar hart uitstort bij een volwassen seksueel pervert die alleen maar uit is op een seksuele ontmoeting met een gewillig en fragiel tienerslachtoffer. De scenario’s lijken eng maar zijn echt en komen veel meer voor dan vele volwassenen zich realiseren.
Internet biedt anonimiteit en laat toe dat wreedheden ongebreideld zijn. Cyberpesten heeft het toegevoegde aspect van onzichtbaarheid, de capaciteit om emotionele pijn op te leggen zonder ooit de gevolgen onder ogen te moeten zien. En het is moeilijk voor het slachtoffer om je van online intimidatie te verbergen. Terwijl jongeren als toevluchtsoord van het pesten op school de veiligheid van hun eigen huizen kunnen vinden, volgt de cyberpester hen overal, sluimerend in hun slaapkamer, de woonkamer, de bibliotheek - overal waar een computer staat. Computers zijn overigens niet de enige hulpmiddelen van deze nieuwe intimidatiehandel. Met een GSM wordt even ijverig gepest
Cyberpesten kan een verscheidenheid van vormen nemen: herhaaldelijk verzenden van aanvallende, ruwe en beledigende berichten; het verzenden of het posten van wrede roddel of geruchten over een persoon op internet om hun reputatie of vriendschappen te beschadigen, het inbreken in in e-mail, het verspreiden van persoonlijk materiaal via het web, enz. Cyberpesters zijn wreder dan zij die lijfelijk persoonlijk plagen. Wegens de afstand en de betekenis van anonimiteit die deze vorm van onpersoonlijke mededeling veroorzaakt, is het gemakkelijker voor tieners om dingen online te zeggen of te doen die ze anders nooit zouden uiten.
Zij kunnen makkelijk zo wreed zijn omdat zij niet onmiddellijk met het leed van het slachtoffer geconfronteerd worden of de gevolgen van hun gedrag zien. Zeker wanneer ze zich daarenboven achter hun anonimiteit kunnen verbergen, scheppen ze nog meer genoegen in hun boosaardig pestgedrag. En wanneer toch moest uitkomen dat zij de aanstokers waren, kunnen ze zich nog altijd verschuilen achter het feit dat iemand anders hun schuilnaam of inlog gebruikt heeft en dat zij het toch niet geweest waren. Ze moeten dus nooit verantwoordelijkheid dragen voor diegenen die ze gekwetst hebben en voor de emotionele schade die ze veroorzaakt hebben.
Internet biedt een uitstekend forum voor buitensporig gedrag omdat de grote anonimiteit en de vluchtwegen genoeg mogelijkheden bieden om zich van alle verantwoordelijkheid te onttrekken. Pestkoppen hebben het medium ontdekt om hun frustraties te kunnen botvieren. Het middel biedt kansen aan seksueel en agressief ontwrichtte persoonlijkheden om gevaarlijke activiteiten te ontwikkelen met gewillige slachtoffers omdat het een soort grijs gebied voor sociale interactie is. Het remt angsten en sociale remmingen bij daders als resultaat van de fysieke en emotionele afstand tussen dader en slachtoffer. Het internet lijkt een omgeving te zijn geworden die te snel is gegroeid om haar eigen morele en sociale controles te ontwikkelen. Alle vormen van zelfregulering zijn zoek, temeer omdat gewiekste zakenlui het forum hebben ontdekt als een enorme bron van geldgewin en misbruik. Kinderen overtuigen hun ouders voortdurend van de grote educatieve en sociale voordelen van internet en verkrijgen zo ongelimiteerde toegang tot het medium. Ouders staan er gewoon niet bij stil dat het medium verschrikkelijke gevaren inhoudt en net zo gevaarlijk kan zijn als het kind met de fiets het straatverkeer in te sturen.
10. Cyberpesten of plagen ?
Het moeilijke aan het herkennen van cyberpesten is het feit dat jongeren ook vaak scheldwoorden en bedreigingen naar elkaar gebruiken louter om te plagen of als typische jongerentaal. Dit maakt het bijzonder moeilijk voor bijvoorbeeld leerkrachten om pestgedrag te onderscheiden van het louter de draak steken met elkaar. Sms-berichtjes bevatten soms afkortingen die pesten doen vermoeden, maar het helemaal niet zijn zoals ‘Wanneer kom je hoerenbok’, ‘Varkenskop’, ‘F’ck yu’, enz.
De bij jongeren populaire rapmuziek van Eminem , 50 cent en consoorten bulkt van de obsceniteiten, seksistische en racistische taal en jongeren nemen dit graag over in de spontane manier van met elkaar communiceren; Shariff (2003) deed in de VS onderzoek naar dit soort jongerentaal en kwam tot de verbazende vaststelling dat leerkrachten hier immuun voor geworden waren. Wanneer dit soort boodschappen in pestboodschappen opdoken, waren de leerkrachten zich van geen kwaad bewust. De auteur besluit overigens uit dit onderzoek dat deze populaire manier van converseren zo ingeburgerd is in de jongerencultuur, dat het beter is er mee te werken, dan het te bannen. Zo kan men bijvoorbeeld rapmuziek, poëzie, enz. gebruiken om pestgedrag aan te klagen.
Het verschil tussen plagen en pesten zit dan hierin dat bij pesten er een duidelijke intentie is om de andere te kwetsen en tot schande te brengen en hem of haar uit te sluiten. Net zoals in het gewone omgangsleven bij jongeren wordt ook het internet en de sms-taal gekenmerkt door schunnigheden en provocerende taal waar het niet altijd duidelijk is voor leerkrachten of het nu schertsend dan wel pestend bedoeld is. Heel wat jongeren die dit soort berichten sturen, beseffen vaak niet dat ze aan het pesten zijn en zonden het eerder bij wijze van grap. Het feit dat men elkaar bij het communiceren over internet niet ziet, maakt het taalgebruik meer grof en kwetsender.