Eindverhandelingen/thesissen/bachelor of masterproeven

Indien u uw eindverhandeling, thesis, bachelor- of masterproef rond (cyber)pesten op deze pagina wil toevoegen, stuur ze dan in pdf met een korte samenvatting in een Office Word tekst naar gerardgielen@telenet.be

De eindverhandelingen staan alfabetisch geordend naar titel.

Internet biedt naast vele mogelijkheden, zoals het versterken of opdoen van contacten, ook risico‟s zoals cyberpesten. Jongeren zijn veelgebruikers van het internet. Een verklaring hiervoor is dat zij contact met leeftijdgenootjes erg belangrijk vinden. Jongeren dragen zelf ook bij aan cyberpesten in de rol van dader. Dit blijkt uit een enquête die in dit onderzoek is afgenomen onder jongeren van 12 tot en met 14 jaar (n = 217). Zo heeft ruim 40% van deze jongeren wel eens gepest via MSN en in online games, een derde via sociale netwerksites en YouTube, en een kwart in chatboxen. De handelingen om te cyberpesten waren uiteenlopend.

In ons project cyberpesten hebben we als doelgroep bijzondere jeugdzorg toegewezen gekregen en de opdracht was om hiervoor preventiepakketten te ontwikkelen. Deze opdrachtformulering bracht het probleem met zich mee dat we hier zowel voor ouders, opvoeders en jongeren zouden werken. Daarom hebben we als projectgroep het besluit genomen ons te beperken tot de opvoeders/begeleiders uit de bijzondere jeugdzorg, aangezien we er vanuit gaan dat zij het best geplaatst zijn preventief met deze jongeren te werken. Tevens is het voor opvoeders/begeleiders nuttig om over te parate kennis van internet- en andere ICT-mogelijkheden te beschikken en de gevaren ervan in te schatten.

Cyberpesten is een fenomeen dat aan een opmars bezig was en nog steeds is. Cyberpesten verschilt van het klassieke pesten, aangezien het hier gaat om pesten via digitale wegen. Dit kan via sociale netwerksites, de mobiele telefoon, chatsites, enzovoort. Daarnaast zijn er verschillende vormen van cyberpesten, zoals het hacken van een profiel, gemene geruchten online plaatsen, cyberstalken, enzovoort. De jongeren weten vaak niet door wie ze gepest worden, wat de impact nog groter maakt. Bovendien kunnen de gevolgen van cyberpesten zeer dramatisch zijn, wanneer het niet op tijd gestopt wordt.

Mijn onderzoek heeft betrekking op de preventie van cyberpesten bij jongeren tussen twaalf en achttien jaar. Door kwalitatieve analyse, door middel van focusgesprekken, blijkt een verschil tussen de opleidingsniveaus ASO en BSO en de leeftijd. Tijdens acht focusgesprekken bij achtenveertig studenten uit ASO en BSO uit het eerste en vijfde jaar middelbaar werd er gepeild naar hun mening over verschillende technieken die gebruikt worden bij de preventie van cyberpesten. Hieruit blijkt dat ASO studenten de focus leggen op het ervaringselement. Zij leren vooral van een spreker die ervaring heeft met het onderwerp. BSO studenten leggen meer de nadruk op het spelelement.

Pesten op de basisschool blijkt een serieus probleem te zijn op zowel korte als lange termijn. Het kan gezien worden als een poging om sociale status in een groep te winnen en te behouden. Dit onderzoek richtte zich op verschillen in sociale competentie bij meerdere typen daders van pesten. Hiervoor werd gebruik gemaakt van bestaande data van een landelijk onderzoek over pesten en sociale competentie van het Dutch Consortium on Bullying. Via een multivariate variantieanalyse werd gekeken of er verschil bestaat tussen typen daders onderling en tussen daders en controlekinderen op verschillende afhankelijke variabelen die samen sociale competentie omvatte.

In mijn eindwerk wil ik de volgende onderzoeksvraag verkennen: ‘Wat zijn de negatieve gevolgen van sociale media voor jongeren tussen de tien en veertien jaar en wat kan men hieraan doen?’.

Dit eindwerk is getiteld: ‘De asociale kant van sociale media’. Ik koos deze titel omdat sociale media niet altijd even sociaal zijn, zoals de naam wel laat vermoeden.

Pesten is een veelomvattend probleem dat ook onder kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) binnen het Speciaal Basisonderwijs (SBO) voorkomt. Dit onderzoek verschaft wetenschappelijke kennis en implicaties voor pestinterventies. De doelstelling van dit onderzoek was inzicht verkrijgen in het verschil in prevalentie van ervaren pestgedrag op SBO scholen bij leerlingen van 9 tot en met 13 jaar met ASS (n = 25) in vergelijking met leerlingen zonder ASS (n = 72) naar sekse en leerjaar en in de aard en aanpak door scholen en docenten van ervaren pestgedrag bij leerlingen met ASS. De ervaren prevalentie werd kwantitatief onderzocht middels vragenlijsten.

Internetgebruik heeft veel voordelen, maar er is ook nieuw soort probleem ontstaan, namelijk: cyberpesten. Doel van dit longitudinale onderzoek is om meer theoretische kennis te verkrijgen over de bi-directionele relatie tussen slachtofferschap van online pesten en depressieve symptomen en de verschillen in deze relatie tussen jongens en meisjes, tussen jongeren die uitsluitend online slachtoffers zijn en jongeren die zowel online slachtoffers als pester zijn en tussen jongeren die alleen online gepest worden en jongeren die zowel online als offline gepest worden.

In deze these wordt de bestaande literatuur behandeld over pesten op het werk. Gemiddeld 10% van de beroepsbevolking heeft wel eens te maken met pesten op het werk en zowel voor gepesten als voor de organisatie zijn er ernstige gevolgen. Er is gekeken naar de oorzaken en gevolgen van pesten op het werk voor de gepeste en hoe de gepesten om gaan met de situatie.

Pesten is voor veel kinderen een dagelijkse bron van angst en stress en komt helaas vaak voor op basisscholen en middelbare scholen. Hoewel er in de loop der tijd meer wetenschappelijke aandacht voor pesten is gekomen en veel interventieprogramma's tegen pesten zijn ontwikkeld, blijken deze programma's niet altijd het gewenste effect met zich mee te brengen. De vraag die in deze scriptie centraal staat is dan ook: hoe effectief zijn anti-pesten programma's in de praktijk en wat voor een interventies lijken het beste te werken?

Wat zijn de ervaringen en noden omtrent cyberpesten, zowel bij leerlingen in het secundair onderwijs, als bij leerlingbegeleiders en PCLB-medewerkers? Voor het antwoord op deze vraag werd er d.m.v. enquêtes bij leerlingen, en gesprekken met leerlingbegeleiders en PCLB-medewerkers een onderzoek gevoerd. Omdat mijn stage grotendeels plaatsvond in de Provinciale Handelsschool te Hasselt ondervraagde ik 236 leerlingen uit deze school en voerde ik gesprekken met enkele leerlingbegeleiders.

Ons onderzoeksproject valt uiteen in twee luiken. Enerzijds heb je het theoretisch kader, anderzijds het onderzoek of praktisch gedeelte.
In het theoretisch kader worden de gevaren van het internet uitgebreid behandeld. Zo wordt er gesproken over jongeren en internet, internet als informatiebron, internet als communicatie en internet als ontspanning. Onder deze titels worden verschillende concrete onderwerpen aangehaald, waarbij we eerst proberen duidelijk te maken wat het nu precies is en vervolgens dieper ingaan op het gevaar ervan.

Internet is een medium dat haast niet meer weg is te denken uit het dagelijks leven, ook niet uit het leven van adolescenten. Naast de vele positieve kanten van het internet, brengt het echter ook gevaren met zich mee. Adolescenten zijn geen passieve gebruikers maar bevinden zich in een levensfase, waarin ze door het maken van keuzes in aanraking kunnen komen met deze gevaren. Deze studie onderzoekt met welke internetrisico’s Nederlandse adolescenten, door vertoning van risicogedrag (het bewust opzoeken van gevaren) in aanraking zijn gekomen en welke invloed ouders en peers hebben op dit risicogedrag.

In deze literatuurstudie is gekeken naar de invloed van sociale cognitie op pesten. Aan de hand van twee prominente theorieën binnen de sociale cognitie, de theorie van sociale informatieverwerking en theory of mind, is de volgende probleemstelling aan de orde geweest: “Zijn kinderen die pesten sociaal meer of minder ontwikkeld dan hun leeftijdsgenoten?” Het eerste model veronderstelt dat kinderen die pesten een beperking hebben in de sociale informatieverwerking.

In huidig onderzoek is er gekeken naar de kosten en baten van pesten vanuit het perspectief van de dader, in vergelijking met slachtoffers en niet-betrokken kinderen. Hierbij is er voornamelijk gelet op internaliserende gedragsproblemen, sociale acceptatie, zelfbeeld, resource control en perceived popularity. Om dit te onderzoeken is er gebruik gemaakt van peer-, zelf- en leerkrachtrapportages. Uit dit onderzoek is gebleken dat er veel baten en weinig kosten zijn voor daders. Daders zijn populairder, verkrijgen gemakkelijker bronnen, hebben weinig tot geen internaliserende gedragsproblemen en hebben het gevoel geaccepteerd te worden door leeftijdsgenoten.

In huidig onderzoek werd gekeken naar de positieve en negatieve uitkomsten van pestgedrag voor slachtoffers en daders op vier gebieden; zelfbeeld, internaliserende problemen, sociale dominantie en sociale acceptatie. Vanuit peernominaties, zelfrapportages en leerkrachtvragenlijsten (n = 981) kan worden geconcludeerd dat er opvallende verschillen bestaan wat betreft de gevolgen van pestgedrag voor daders en slachtoffers. Daders hebben positieve uitkomsten van pestgedrag. Deze groep ervaart veel baten en weinig kosten bij pesten, gezien hun zelfbeeld, internaliserende problemen, sociale dominantie en sociale acceptatie.

Deze masterproef wil verslag uitbrengen van een studie naar de kwaliteit van het geschreven pestbeleid in stedelijke, lagere scholen in de stad Antwerpen. De literatuurstudie bestaat uit twee delen. Het eerste deel beschrijft het juridisch kader waarmee Vlaamse scholen rekening moeten houden in het uittekenen van een pestbeleid. Hier wordt duidelijk dat het Verdrag van de Rechten van het Kind een belangrijke bron voor normering terzake is. Daarentegen heeft Vlaanderen zelf geen wettelijk kader ontwikkeld dat inspeelt op deze materie.

Kinderen groeien de dag van vandaag, voor een groot deel op in een virtuele wereld. Aangezien het erg belangrijk is om in de klaspraktijk rekening te houden met de leefwereld van de kinderen, is het een logisch gevolg dat we multimedia steeds meer willen integreren in het onderwijs. Met dit onderzoeksproject gaan we na of leerkrachten werkelijk gebruik maken van multimedia in de klas en welke meerwaarde dit biedt in een derde graad lager onderwijs. Verschillende mogelijkheden om multimedia te integreren in de klas worden onderzocht, om deze nadien zelf toe te kunnen passen.

In dit rapport is onderzocht wat de nieuwe vormen van pesten via social media onder jongeren tussen 12 en 16 jaar zijn, hoe vaak deze voorkomen en wat volgens jongeren de beste manier is om het probleem aan te pakken. Daarnaast is Media Rakkers een advies gegeven over de inhoud van een handboek waar zij momenteel aan schrijven. Dit boek richt zich op ouders, docenten en scholen en gaat over social media, online pesten en de aanpak daarvan. Er is onderzoek gedaan in de vorm van een literatuuronderzoek, kwantitatief onderzoek door het afnemen van 414 enquêtes onder jongeren en kwalitatief onderzoek door het houden van 5 semigestructureerde interviews met jongeren.

Onderzoek naar cyberpesten in de eerste en tweede klassen van het voortgezet onderwijs. Hoe vaak en in welke vorm komt het voor? Hoe kan school een bijdrage leveren aan een anti-cyberpestbeleid?

 

Deze studie richtte zich op de relatie tussen early pubertal timing en de mate van populariteit van adolescenten (peer-perceived popularity). Er werd verwacht dat een vroege start van de puberteit zou leiden tot meer probleemgedrag, hier gedefinieerd als pesten en normbrekend gedrag. Dit zou vervolgens leiden tot een toename van populariteit. Het onderzoek gebruikte data uit het SNARE (Social Network Analysis of Risk Behavior in Early adolescence) project. Dit is een longitudinaal onderzoek waaraan 1228 eerste en tweede klas scholieren deelnamen (Mleeftijd=13.08 jaar).

In dit onderzoek werd gekeken of kinderen die betrokken zijn bij pesten vaker last hebben van (subdimensies van) psychotische gedachten dan kinderen die niet betrokken zijn bij pesten. Daarbij werd gekeken of het pestklimaat van een klas (wordt er veel of weinig gepest) het vóórkomen van (subdimensies van) psychotische gedachten door het pesten versterkt of afzwakt. 5509 leerlingen tussen de 11 en 17 jaar hebben een vragenlijst ingevuld waarin gevraagd werd naar pestgedrag en psychotische gedachten.

De gevolgen van pesterijen op het werk kunnen voor het slachtoffer aanzienlijk zijn. Niet
alleen de gepeste personen lijden eronder, ook de collega’s en de organisatie. In dit
onderzoek, een vergelijkend onderzoek wordt door middel van vragenlijsten gekeken naar
het vóórkomen van pesten, de relatie tussen pesten, werktevredenheid, de wens om te
vertrekken, het ziekteverzuim en het organisatieklimaat. Er worden twee groepen
(verpleegkundig personeel versus de gemiddelde beroepsbevolking) met elkaar
vergeleken. Verwacht wordt dat verpleegkundigen vaker gepest worden dan de

In Nederland wordt ongeveer 16% van de kinderen in de basisschoolleeftijd gepest. Ongeveer 5.5% van de kinderen in de basisschoolleeftijd pest zelf (Fekkers, Pijpers, Verloove, Vanhorick, 2005). Een kind wordt gepest als hij of zij herhaaldelijk en langdurig blootstaat aan negatieve handelingen verricht door één of meer personen. De gevolgen voor zowel pestkoppen als slachtoffers zijn groot (Olweus, 1978; 1992). Pesten is dus een groot probleem en het is belangrijk om te weten waarom bepaalde kinderen pesten en andere kinderen gepest worden, om zo tot een effectieve interventie te komen.

In de huidige studie werd de persoonlijkheid onderzocht van pestkoppen, slachtoffers en kinderen die niet betrokken zijn bij het pesten in een steekproef van leerlingen uit het vijfde en zesje jaar lager onderwijs (N = 660). Bovendien werd nagegaan in welke mate prototypische persoonlijkheidsbeoordelingen van pestkoppen en slachtoffers door lagere schoolleerkrachten (N = 72) stroken met de realiteit. Tot slot werd onderzocht of deze prototypische beoordelingen beïnvloed worden door specifieke leerkracht eigenschappen.

Dit onderzoek maakt deel uit van het project Virtueel Leven Enschede, waarvan Wilma Meere Projecten de opdrachtgever is. In verschillende onderzoeken en in een pilot in het onderwijs over veilig internetgebruik onder kinderen en jongeren, kwam naar voren dat veilig internetgebruik en digitaal pesten punt van aandacht is. De gemeente Enschede heeft ervoor gekozen om hier iets aan te doen, door samen met Wilma Meere Projecten, Dr. Martine F. Delfos, A. Kappen en andere partners in de jeugdketen het project Virtueel Leven op te zetten.

Hoe wegen sociale media op vriendschap bij jongeren? Vrienden skippen, de kunst van taggen en eindeloze streaks: Debra De Groote onderzocht de digitale druk die dat teweeg brengt. “Als jij het online wereldje van je leerlingen kent, kan je conflicten sneller ontmijnen.” Debra De Groote: “Ik onderzocht bij jongeren tussen 13 en 15 jaar wat de invloed is van sociale media op hun vriendschapsrelaties. Voor alle duidelijkheid: uit die online contacten vloeit veel positiefs voort.

Binnen de sociale psychologie is er weinig aandacht voor de relatie tussen discriminatie en vernedering. Het is daardoor onduidelijk hoe beide fenomenen
zich tot elkaar verhouden. In dit onderzoek is gekeken naar de verschillende factoren die een rol spelen bij discriminatie en vernedering en naar de verschillen
tussen beide fenomenen. Daarnaast zijn de verschillen tussen het slachtoffer- en daderperspectief onderzocht. Tot slot is bekeken welke actietendensen er

Tegenwoordig maken kinderen veel gebruik van internet. Het is zelfs zo dat een deel van hun leven zich online afspeelt. internet, MSN, chatboxen en sms zijn communicatiemiddelen die vandaag de dag nauwelijks meer weg te denken zijn uit de leefwereld van kinderen. Over het algemeen hebben kinderen hier veel leuke ervaringen mee maar soms gaat het fout. Chatboxen, MSN en sms kunnen een bron van pesterijen zijn. Deze vorm van pesten wordt ook wel digitaal pesten, cyberpesten of online pesten genoemd.
De digitale wereld kent geen grenzen. Onschuldige kinderen gedragen zich op internet soms als duiveltjes.

Pagina's